Ik kon uren blijven luisteren naar de man. Hij had een bijzonder aangename stem. Het was alsof al wat hij vertelde een symfonie was. Op en neergaand, luider en zachten, voller en soms wat minder. Dat, zo dacht ik, moet een politicus zijn, of op zijn minst een verkoper.
Wat hij aan het vertellen was, was me volledig ontgaan. Ik had er geen idee van. Toen hij me vroeg wat ik ervan vond, kon ik dan ook niets anders dan stamelen, “euh… zou u het nog eens kunnen herhalen? Ik denk niet dat ik het helemaal begrepen heb”.
Niet dat hij daar boos om werd, weer en reden om hem te aanbidden, neen, geduldig hernam hij zijn discours.
“Kijk, om het eenvoudig te stellen, ofwel geniet je van het leven, ofwel werk je je de pleuris om geld te verdienen zodat je kan genieten. Dat is de keuze die we allemaal moeten maken, op uitzondering van rijkeluiskinderen en lottowinnaars. Ik denk dat je dus beter nu kan genieten in plaats van een leven lang hard te werken en misschien nooit te kunnen genieten van het leven. Hoe ziet u dat, dat was de vraag”.
Ik genoot van zijn uitleg en nam een slok van mijn Chimay (de blauwe natuurlijk). Ja, er zat zeker enige merite in zijn uitleg, dus ging ik akkoord. Pas nadien bedacht ik dat zij die de wijsheid en de moed hadden om een werk te kiezen waar ze plezier aan beleefden beiden best konden combineren. Maar wijsheid en moed zijn zeldzame eigenschappen.
“Genieten, leven. Dat is de kunst” proclameerde hij met een stem die geen tegenstand duldde, maar die ook geen weerstand opriep. “Kom, laten we er nog een drinken! Mij een pint” en met deze woorden liep hij naar de toiletten toe.
Het was een reflex, een actie zonder nadenken, zoals we er dagelijks honderden doen. Ik bestelde nog een pint en een Chimay. Gerold zonder dat ik het wist, zonder dat ik er iets op tegen had. Ik kende de man van haar noch pluim. Een veertiger, slordig in de kleren gestoken, ongeschoren en verwilderd. Maar, schijnbaar, gelukkig.
“Kent u die man” vroeg ik de dame achter de toog.
“Neen” wist ze te vertellen, “maar hij kan lullen als de besten” voegde ze er aan toe. “Hij heeft als gans de namiddag iedereen pinten zitten afluizen, en jij beste vriend, jij bent zijn volgende slachtoffer”.
Slachtoffer. Dat was ik dan maar, bedacht ik. Wat een woord. Alsof een pint betalen aan iemand een slachtoffer van je maakt. Slachtoffers zijn mensen die diepe en pijnlijke trauma’s doormaken. Dat was niet echt de categorie waarin ik me thuis voelde. Ik schudde even het hoofd, nam pint en trappist aan en plaatste ze netjes op de bierviltjes. Wie weet, zou ik ook van haar ook een slachtoffer maken indien ik ringen maakte op haar toog. Ik moest er even om lachen.
Lachend kwam de man terug. Vloeiend was hij beginnen met praten terwijl hij uit de deur kwam, zijn broek nog aan het dichtritsen en in de uitloop van die beweging het biertje graaiend en naar zijn mond brengend. Ik hoorde noch begreep wat hij vertelde.
“Zeg eens, beste vriend”, sprak ik hem aan, “wat doe jij eigenlijk in het leven”? Het was een vriendelijke vraag, geboren in oprechte interesse.
“Ik” lachte hij, “ik doe niets dan leven”. Nou, dat vond ik nogal een zwaar statement.
“En waar leef je dan van” wilde ik weten, “je moet toch op een of andere manier aan bed brood en bad komen, zo nu en dan eens naar de dokter of de tandarts gaan, of misschien een kapper” stelde ik wat aarzelend voor. Hij lachte.
“Wanneer je dingen hebt, dan ben je wat je hebt. Ik heb niets behalve de goedheid van anderen. Ik leef als Christus, als de Boeddha. Wat goed genoeg is voor hen, is ook goed genoeg voor mij”.
Wow, dat was heel wat. Ik heb nooit angst gehad me wat beter voor te doen dan ik ben. Dat doen we allemaal wel eens. Maar Christus, de Boeddha… Daar had je lef voor nodig.
“Maar” bedacht ik plots, “indien je dingen krijgt, ben je dan ook niet wat je krijgt? Een ontvanger en geen gever”, Ik dacht hem voor een moeilijk punt geplaatst te hebben, maar had het fout.
“Dat zie ik anders” wuifde hij mijn bezwaren weg “ik ben wat ik accepteer. Ik luister enkel naar mensen die ik leuk vindt. Nonsens en commentaren die me niet zinnen laat ik aan mij voorbij gaan. En er zijn altijd genoeg vriendelijke mensen in de wereld over om me te geven wat ik nodig heb. Het leven ziet er helemaal anders uit wanneer je zelf kiest hoe je leeft. En morgen, of overmorgen of binnen enkele jaren gaan we dood. Wat heb je dan aan al die spullen? Ik heb een leven gehad, en jij?”
“Een lekkere Chimay en een leuk gesprek met jou” grapte ik. Hij zag er de humor van in, stootte zijn glas tegen hem mijne met een grote glimlach, dronk het leeg en vertrok. Ik keek hem na en zag hem de straat op lopen, onderwijl een man tegenhouden en even later verder stappen met een pas opgestoken sigaret. Levenskunst, ja, dat leek inderdaad een kunst te zijn.
Liever luisteren dan lezen? Volg dan de podcast